DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
TWEEDE DEEL
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
1946 – 1991
Hoofdstuk 2
Het leven in de cadettenschool
Evolutie van het schoolregime
Het schoolregime evolueerde in belangrijke mate tijdens de veertig jaren na de oorlog. In het begin was de opleiding zoals die van jonge rekruten. Het regime van Seilles was het evenbeeld van de leer die heerste in die periode : streng en militair. In het nieuw kwartier Sint-Anna in Laken daarentegen, werd het regime drie keren versoepeld in tien jaren : van een weekend vergunning van 36 uren per maand in 1948, ging het over in een vergunning om de veertien dagen in 1951 en tenslotte in alle weekeinden vrij vanaf 1960.
Aanvankelijk was de aandacht voor buitenschoolse en culturele activiteiten eerder beperkt. Dan maken we een langzame evolutie mee met militair-sportieve activiteiten, enkele militaire kampen en ook sportieve wedstrijden. In 1966 paste men eveneens het onderwijs lichtjes aan door wetenschappelijke B klassen te organiseren. De golden sixties eindigden echter met de studenten- revolte van mei 68 in Frankrijk.
Zoals reeds gezegd was het uitzonderlijk om de door een strenge wedstrijd gekozen cadetten een jaar te laten dubbelen. Bijzondere redenen, medische of andere, dienden te worden ingeroepen. Maar deze regel werd niet steeds strikt toegepast. In bepaalde gevallen mochten verdienstelijke cadetten het laatste jaar overdoen, als ze niet gunstig gerangschikt waren bij het ingangsexamen van de KMS. Tot dan waren er elk jaar twee tot drie zittenblijvers per divisie. Maar, al dan niet gebonden aan de onrust van mei 68, kenden de jaren 1968 tot 1970 een sterke piek : het gemiddelde steeg plots tot ongeveer 8 zittenblijvers per divisie. Achteraf werden het terug normale waarden, om praktisch tot nul te komen vanaf 1975.
De wet van juli 1971 werd uitgevaardigd als antwoord op de door mei 68 gelanceerde algemene emancipatiebeweging. Ze voerde het « vernieuwd onderwijs » in voor de type I vormingen. Het nieuwe weekprogramma bestond uit negen lesperiodes van vijftig minuten per dag en uit vier en een halve dag per week. De halve verlofdag in het midden van de week verschoof van donderdag naar woensdag. Bij die gelegenheid werd de omgekeerde nummering van de schooljaren... 3de, 2de en 1ste verlaten, om de logische en progressieve... 4de, 5de en 6de te worden.
Het meest opvallende gevolg van deze hervorming, was het ontstaan van de vijfdagenweek, die zich als een lopend vuurtje in alle milieus verspreidde. Voor de cadetten was het vertrek op vrijdagavond om 17u00 een echte revolutie. Het onderwijs dat de cadettenschool verstrekte bleef van het klassieke type. Het officieel onderwijs integendeel, zou onmiddellijk overgaan tot de vernieuwde formule en het katholiek onderwijs op haar beurt vanaf 1980.
Het commando gaat de cadetten bewust een grotere opening naar de buitenwereld aanbieden, zoals een moniteurbrevet, meer gevarieerde culturele en ontspannende activiteiten, schoolreizen, georganiseerde vakanties en uiteindelijk een meer passende kledij. Die laatste werd een beklonken zaak met het invoeren van de nieuwe uitgangskledij in 1973 : de cadetten ruilen de blouson voor een marine-blauwe en gecentreerde service dress vest zonder gordel. Bij deze gelegenheid werd de gewone muts vervangen door een politiemuts, maar de galons en schouderstukken bleven bewaard.
Om de cadetten vertrouwd te maken met het gebruik van de rekenlat, werd de fysicaklas uitgerust met een twee meter lang didactisch model, dat boven het bord troonde. De lat werd door de leraar bediend door middel van een lange stok. Rond 1980, verving men de rekenlat door individuele electronische rekenmachines, die niet door persoonlijke computers zouden vervangen worden omdat de school haar activiteiten staakte. Uiteindelijk werd er een andere hervorming ingevoerd in 1984 : het uurrooster werd verlicht door het ochtendappel met een half uur te verlaten tot 6u30.
Hiermee kwam men zeker tegemoet aan een stilzwijgende vraag van generaties cadetten die gefrustreerd waren door het tijdverlies van de ochtendstudie, tussen het vroege opstaan en het beging van de lessen.
Andere wijzigingen betreffen een nieuwe hervorming van het onderwijs in 1986 en zoals overal in Belgïe, het toepassen van het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw. De school werd dus een gemengde instelling. Deze gebeurtenissen zullen gedetailleerd uitgelegd worden in een volgend hoofdstuk.
DE INGANGSWEDSTRIJD EN DE ONTVANGSTWEEK
De ingangsexamens voor de klassen van het 3e jaar, werden georganiseerd op een dag begin de maand juli. De uitverkorenen werden in het midden van de maand, per brief verwittigd dat ze aanvaard waren en ze zich enkele dagen later dienden aan te melden in de school, op de laatste maandag van de maand om 10u00. De leerlingen en hun ouders werden in de cafetaria of het restaurant ontvangen, om naar de welkomspreekbeurt van de commandant te luisteren. Daarbij werd het verloop van het dagrooster geschetst.
Enerzijds werden de nieuwe cadetten meegenomen door de onderofficier belast met het verdelen van de benodigdheden en anderzijds werden de ouders uitgenodigd voor een toer in de lokalen, waar hun nakomelingen de volgende maanden of jaren zouden verblijven. Dan werden de ouders tegen de middag verzocht de installaties te verlaten, zonder hun kinderen nog te zien, om een verscheurend afscheid te vermijden.
Op zich zal dit eerste contact met de school niet verschillen van dit met om het even welk burgerinternaat. Maar het zijn de volgende vier dagen die het verschil uitmaken, want er moet enorm veel aangeleerd worden tegen het officieel begin van het schooljaar en de confrontatie met de oudere leerlingen. Tot 1965, verliep het vervolg in de lokalen van Laken of Lier, maar daarna greep dit in een militair kamp plaats : « het ontvangst kamp ». Op de eerste dag kende men de naamlinten met het individueel nummer toe en werden de maten voor de kledij genomen. Daarna vertrokken de leerling-cadetten in oefenkledij met camouflagevest, voor drie dagen op « maneuver » naar Brasschaat, Leopoldsburg, Lombardsijde of een andere droombestemming.
In 1969 probeerde men om dit kamp te laten begeleiden door de anciens van het eerste jaar, ingezet als monitoren (zie verder de opleiding voor het monitoraat). Volgens het kader dat slechts als waarnemer optrad, was het resultaat voortreffelijk, maar de jongeren waren duidelijk minder geestdriftig, omdat de anciens ervan profiteerden om reeds met de fratsen van de doop te beginnen. Deze ervaring werd vervolgens niet meer verlengd.
In eerste instantie moest men leren zich alleen aan te kleden, zonder de hulp van de mama. Tot 1961, droeg de jongere een das en valse hemdkraag! Beide boordknoopjes schikken en de das knopen was geen geringe zaak! Er zijn heel wat nieuwigheden die de leerling-cadet vlot moet kennen : de bottinen aantrekken, de nestels knopen, de beenstukken bevestigen, de gordel onderhouden, het koper poetsen, het bed opmaken en de kleding rechthoekig schikken opdat de kast perfect in orde zou ogen. Er zijn zoveel nieuwe zaken aan te leren en de beschikbare tijd daartoe is beperkt. Vervolgens diende men natuurlijk ook de beginselen van het inwendig reglement en het tuchtreglement te leren, evenals de regels betreffende vergunningen en consignes, want vanaf de volgende maandag startte alles in volle glorie. Uiteindelijk om het geheel af te ronden, als de cadet dan goed in zijn uniform zit, moet hij een minimum aan drill aanleren, voornamelijk het marcheren en evolueren in peleton. Inderdaad hebben alle verplaatsingen in de school naar de leslokalen, naar de studiezalen of naar de eetzaal plaats in peloton en in de pas. Het moeilijkste is vanzelfsprekend het vertrek als het bevel « Voorwaarts... Mars » klinkt : vertrek met de linkervoet en gelijktijdig een opwaartse beweging met de rechterarm. Sommigen zullen er maanden over doen om de juiste reflex aan te kweken, vooral omdat de zware boekentas de zaken natuurlijk niet vergemakkelijkt. Dit alles volstond om zelfs de vastberadenen te ontmoedigen en het gebeurde wel eens dat de maandag bij het officieel begin van de lessen, sommige leerling-cadetten definitief op het appel ontbraken. Namelijk diegenen die hun mama wisten te vertederen, zodat ze besliste haar zoon niet meer naar die kindergevangenis te sturen, die haar zoon met wat overdrijving beschreven had. Elk jaar waren er zo één of twee gevallen.
De toelatingsexamens stonden eveneens open voor enkele plaatsen van de middenklassen van het 2e en 1ste jaar om de leegten op te vullen van de mislukte leerlingen. Maar deze tussentijdse recrutering stelde praktische problemen, omdat de herkansingsexamens eveneens in de laatste week van augustus georganiseerd werden en men pas na die examens wist hoeveel plaatsen er beschikbaar waren. De nieuwkomers kwamen soms één of twee weken later toe in de school, nadat ze het jaar reeds in hun vorige school aanvingen. Bovendien hadden ze geen basisvorming gekregen en kwamen ze in een klas met anciens terecht zonder de schoolregels te kennen.
Dat kon enkele onduidelijke eerste weken veroorzaken. Deze recrutering was dus vrij beperkt en betrof meestal het tweede jaar, omdat het vooral op het einde van het eerste jaar was dat zich het grootste aantal mislukkingen voordeden.
ENKELE UITTREKSELS UIT HET INWENDIG REGLEMENT VAN DE SCHOOL
In zekere zin was het schoolregime na de oorlog ongeveer gelijk aan het vooroorlogse en dat tot 1960. De cadetten jonger dan 16 jaar, hadden een burgerstatuut en ontvingen een minimale dagelijkse soldij van 4 frank in 1947 tot 15 frank in 1987.
Als ze 16 jaar waren ondergingen ze de medische controle zoals alle recruten en werden hen de militaire reglementen voorgelezen. Ze tekenden dan een verbintenis van enkele jaren. De duurtijd ervan evolueerde met de tijd. De vader of de wettelijke vertegenwoordiger diende het document mee te ondertekenen, omdat ze wettelijk nog minderjarig waren. Ze werden dan volwaardige militairen en kregen een soldij die evolueerde van 15 tot 50 frank per dag.
Hieronder vindt men enkele levensregels die de « goede » cadet moest respecteren, om in harmonie te leven met de militaire gemeenschap en om zijn mentaal evenwicht te verzekeren. Gedurende de ganse dag diende de cadet een correcte binnenkledij te dragen, namelijk een battle dress, gordel, beenstukken, bottinen en een muts. Een cadet die een meerdere kruist dient op zes passen militair te groeten, als hij een muts draagt en zonder muts, in lokalen bijvoorbeeld, moet hij groeten door het hoofd op te richten en de meerdere in de ogen te kijken.
Elke week wordt een leerling met weekdienst aangeduid, die belast is de klas voor te stellen bij de inspecties, de afwezigen te melden en de reden daartoe te geven. Hij leidt de klas ordelijk en op het juiste uur naar de klaslokalen en laboratoria die op het programma staan. Al deze verplaatsingen gebeuren onder bevel van de leerling met weekdienst, in rij per drie en op pas. De boekentassen worden aan dezelfde arm gedragen, afwisselend één week links en één week rechts.
In de klaslokalen let de leerling met weekdienst erop dat de borden gekuist worden. Hij beveelt « ter orde » wanneer een leraar de klas betreedt en stelt hem de klas voor. De leerlingen staan recht naast hun bank en wachten tot de leraar hen laat zitten.
DE DOOP VAN DE GROENEN
Gedurende de eerste drie maanden van hun aanwezigheid in de school worden de jonge cadetten onderworpen aan wat men de « doop » door de anciens zou kunnen noemen. De doop is natuurlijk verboden, maar zolang de plagerijen op een laag pitje verlopen toont het kader zich niet te kleinzielig.
Een groentje richt zich bijvoorbeeld niet rechtstreeks tot een ancien, maar antwoord met eerbied als die hem wat vraagt. Vermits de kamers onder de controle staan van een kameroverste van het laatste jaar, zijn dat reeds twee halve uren waarbij de jongeren onderworpen zijn aan de grillen van de ouderen. Natuurlijk was er geen sprake van dat de groenen toegang zouden hebben tot de spelen in de ontspanningszaal, noch tot de televisie of kranten. Ze liepen er het risico extra geplaagd te worden door de anciens. In werkelijkheid blijven de ping-pongtafels en de biljarttafels in de cantine, gans het jaar voorbehouden aan de leerlingen van het laatste jaar. Zelfs aan de ingang van de cantine en de ontspanningszalen werd er gecontroleerd en geplaagd. Deze periode duurde gewoonlijk van het begin van het schooljaar tot Sint-Niklaas op 6 december.
Er waren een zestal verschillende « operaties » die konden plaats grijpen gedurende de ontgroeningsperiode, waarvan sommige gecombineerd. De onschuldigste was een avond met conferenties georganiseerd door de retorica-leerlingen, maar uitgevoerd door verklede groenen die het kader en de professoren moesten uitbeelden. Een andere bestond erin dat op een avond de anciens een razzia hielden en al de voorraden aan chocolade, snoep en koekjes van de groenen in beslag namen. Dat was dan de « Sint-Niklaas van de anciens ».
Sterker is het overhoop halen van de kamers van de jongeren waarbij de bedden worden omgekeerd, de kasten leeggehaald en al de uitrustingen op een hoop worden gegooid in het midden van de kamer. De anciens kunnen eveneens een opstand van de jongeren orchestreren, waarbij uiteindelijk de meest weerstand biedende jongeren aan een andere operatie onderworpen worden, namelijk « de rechtbank van de groenen » en dus gestraft worden op het einde van de vertoning. Uiteindelijk de bijeenkomst van « insmering », die de bekroning is van de doop. Hierbij worden de jongeren in onderbroek of sportshort langs hindernisbanen gestuurd, onder en boven de lessenaars van een klaslokaal. Ze worden daarbij goed ingesmeerd met vercot, saus, siroop, shampoo of om het even welk kleverig product.
De « zachte » dopen omvatten een « conferentieavond » en de « Sint-Niklaas van de anciens » Men kan die laatste opfleuren met het overhoop halen van de kamers, zonder te erg de grenzen te overschrijden, want men kan deze beide operaties in slechts twee avonden uitvoeren. Maar voor de « harde » dopen met het insmeren en eventueel andere vermakelijkheden worden de grenzen wel overschreden en moet het kader tussenkomen. Als de overdrijvingen worden vastgesteld, is het wel dikwijls te laat om er dat jaar nog wat aan te doen en dan zijn dwingende maatregelen pas de jaren daarop van toepassing.
Bijgevolg stelt men in het algemeen een cyclische evolutie van de doopactiviteiten vast met een periodiciteit van vijf tot acht jaren : na strenge maatregelen van het commando blijven de dopen zacht gedurende enkele tijd, om dan jaar na jaar te verharden tot er opnieuw een overdreven niveau wordt bereikt en er dus een reactie van het commando volgt, waarna de cyclus herbegint.
DE STANDAARDDAG VAN DE CADET
De dag van de cadet vangt aan om zes uur, met het luiden van een electrische bel. Na een half uur gewijd aan de lichaamsverzorging, het aankleden en het schikken van de kamer, kon men enkele minuten wat frisse lucht scheppen, om dan te ontbijten van 06u30 tot 06u45 en tenslotte volgde de ochtendstudie tot 07u45. Voor sommigen werd deze studie vervangen door het bijwonen van de mis. Vervolgens hadden de vlaggegroet en de inspectie plaats. Om 08u00 uur begonnen de vier lessen van 55 minuten met één enkele onderbreking van een kwartuur van 10u00 tot 10u15 waarbij een lichte maaltijd met koffie en koekjes werd geserveerd. Vervolgens kwamen het middagmaal en de vrije tijd van 12u30 tot 13u30.
De namiddag omvatte eveneens vier uren les met een lichte lunch van 15u30 tot 15u45. Dan volgden het avondmaal om 18u00, de avondstudie tot 20u30 en uiteindelijk de vrije tijd om zich te ontspannen in de cantine, leeszaal of televisiezaal (vanaf 1958). Om 21u30 ging het richting kamers en om 22u00 werden de lichten gedoofd.
Met de vijfdagen-week vanaf 1971, werden er negen lesuren van 50 minuten ingevoerd, vijf in de voormiddag en vier in de namiddag. Bovendien profiteerde men van de aanpassing van de dagindeling om de verplichte avondstudie te onderbreken van 19u30 tot 20u15 zodat de cadetten de nieuwsberichten konden volgen op de televisie. Vanaf 1984 werd het wekken verlaat tot 06u30. De verloren tijd werd gecompenseerd door het ochtendritueel te beperken tot 20 minuten in de plaats van 30, de avondstudie in te korten en de lichte maaltijden af te schaffen.
Het zwaarst om te dragen in dit strikte internaatregime, was zonder twijfel de absolute afwezigheid van enige intimiteit : alles verliep in gemeenschap, in de klasgroep of per peleton, met of zonder instructeurs. Zelfs de individuele kast mocht niet op slot gedaan worden. De enige vrije ogenblikken waren het uurtje 's avonds. Het aantal verbodsbepalingen was enorm. Men mocht zich bijvoorbeeld niet in de kamers bevinden tijdens de dag of geen niet toegelaten boeken lezen. De onderhoudstaken waren talrijk en lastig. Men wende er vlug aan, maar het vast stramien was vervelend.
Elke ochtend diende men zijn bed op te maken, maar gelukkig waren er bedspreien, wat niet het geval was in de toegevoegde of intermachten divisies, die hun beddegoed elke dag vierkant dienden op te plooien. Men moest de gordels dagelijks netjes inwrijven en de schoenen en koperen knoppen doen blinken, zonder de stof er omheen te besmeuren. De individuele kast diende ordelijk te zijn, afgestoft te worden tot in de verste hoeken en de hemden geplooid met « de regel ».
Deze techniek bestond erin een houten lat van dertig centimeter op één centimeter langs de hemden te glijden bij het opplooien. Op die manier waren ze perfekt opgelijnd bij het stapelen. Mogelijke sancties volgden onmiddellijk, want de kledij werd elke dag geïnspecteerd voor de vlaggegroet en de kamers en kasten ondergingen onaangekondigde inspecties. Deze controles waren de belangrijkste aanleiding om de slordigen en verstrooiden tuchtconsignes te geven, maar ze lieten ook toe opgelopen consignes te wissen als de inspectie van de kast perfect verlopen was (zie hierna).
TUCHTREGIME
Straffen
De straffen gingen trapsgewijs van de onschuldige verwittiging tot de strenge wegzending van de school, langs de verplichte avondstudie in vervanging van de vrije tijd, het afnemen van de vrije week-end (PS = privation de sortie) en zelfs van vakantiedagen tot een maximum van vier (PV = privation de vacance). De schoolverloven van Allerheiligen, Kerst, Carnaval, Pasen en Pinksteren werden beschouwd als vakanties. De meest voorkomende straffen, namelijk de consignes werden in PS-en omgezet als men er teveel van had verzameld.
De PV's werden toegekend voor zware tuchtvergrijpen, zoals over de muur kruipen, het bevel van een meerdere weigeren uit te voeren of ook zoveel consignes gekregen te hebben, dat ze met enkele PS-en niet meer konden uitgeboet worden.
Studieconsignes : deze werden opgelopen bij ondervragingen van minder dan 10 op 20. Hun aantal was omgekeerd evenredig met de behaalde punten. Tuchtconsignes : voor « stommiteiten » zoals praten in de rangen, stof of wanorde in de kast, bed slecht opgemaakt, lezen van een boek zonder toelating, te laat aankomen bij een verzameling, enz... (niet beperkte lijst want de cadet is zeer vindingrijk op dat gebied !)
Vergunningen
Van 1948 tot 1960, bestond het vergunningregime uit een week-end om de vier tot twee weken, van zaterdag 13u00, na de inspectie van de kledij voor het vertrek, tot zondag 22u00. Maar om er van te genieten mocht men niet teveel gestraft zijn (zie hierna) en om op tijd te mogen vertrekken diende men zich aan te melden in een onberispelijk uniform, zoniet betekende dit terug keren naar de kamer om de schoenen en het koper beter te poetsen. Of ook, voor diegenen die reeds wat haar op hun kin hadden, kon men teruggezonden worden om zich beter te scheren. Een beproefde techniek van de onderofficieren bestond erin zachtjes met een prop watten langs de kaak van de kandidaat-verlofganger te wrijven en als er witte pluisjes achter bleven, betekende dit een terugkeer naar de verdieping.
De tussentijdse week-ends...
...werden tot het begin van het schooljaar 1960, ingevuld met een programma van bijzondere activiteiten. De zaterdagnamiddag organiseerde men sportcompetities, culturele uitstappen, wandelingen, oefeningen in het park van Laken en 's avonds prive cinemavertoningen. De school beschikte over een eigen 16 mm cinemazaal, maar de keuze van de onderwerpen was streng : men vertoonde opvoedkundige filmen of cinéclub-filmen zoals de Panserkruiser Potemkin, de Fietsdief, enz . . . en dan meestal in zwart-wit.
's Zondags paste men een speciaal regime toe : opstaan om 07u30, ontbijt met warmechocomelk en boterkoeken, mis om 09u00. 's Namiddags mocht men buiten gaan, maar verplicht in uniform en van begin 14u00 tot einde 18u00 begeleid door de ouders of een persoon met hun schriftelijke toelating. Voor cadetten van wie de ouders niet beschikbaar waren en dat was het geval voor de meesten uit de provincie, waren facultatieve culturele en sportieve activiteiten voorzien. Maar het was vooral de verveling die heerste. Bij het begin van het schooljaar in 1960, waren de cadetten opgelucht en blij, toen die ingewikkelde situatie eindelijk ophield.
BELONINGEN
Gelukkig kende het systeem niet enkel verboden en straffen. Het voorzag beloningen en vooral het afkopen van consignes bij een « zeer goede » wekelijkse verrassingsinspectie van de kamers. De hoop bestond steeds een kleine stommiteit te kunnen uitwissen door onberispelijk gedrag. Op termijn had men twee categoriën beloningen : de eerste voor schoolprestaties en de tweede voor tuchtbesef en militaire kwaliteiten.
Schoolse beloningen
De palmen die op de kraag gedragen werden waren dubbel als de gemiddelde studieresultaten beter waren dan 13/20 : dubbele rode palmen tussen 13/20 en 16/20, dubbele zilveren palmen tussen 16/20 en 18/20 en dubbele gouden palmen (p.m.) boven de 18/20.
De zilveren palmen waren zeldzaam in Laken en vrij talrijk in Lier. Dat was een ander teken van de onafhankelijkheid van de school in Lier, die wilde markeren dat de « Lierenaars » beter waren dan die van Brussel en niet zoals die laatsten beweerden dat de leraars in Lier ruimer punten gaven. Gouden palmen werden nooit afgeleverd.
Gedurende enkele jaren werden andere beloningen toegepast zoals erekaarten of inschrijvingen in het gulden boek. Bovendien kregen de cadetten tot in het midden van de jaren 1970, zoals in alle scholen van het koninkrijk, schoolprijzen bestaande uit wetenschappelijke boeken, toegekend aan de beste twee leerlingen van elk vak.
Militaire beloningen
Cadet-korporaal en cadet-sergeant.
Voor de goede elementen op gebied van militaire instructie en morele code en op voorwaarde dat ze hun verbintenis hadden getekend, d.w.z. ouder dan 16 jaar waren, werd de gelijkschakeling tot korporaal voorzien als het gemiddelde studieresultaat van het vorig jaar meer dan 13/20 bedroeg en tot sergeant als dit studieresultaat meer dan 14/20 bedroeg in het tweede jaar. De soldij van de korporaals en sergeanten was hoger. Deze graden werden geschrapt in 1969 onder kolonel DENBLYDEN en terug ingevoerd in 1986 door kolonel SBH PAELINCK. Ze worden dan links als zilveren staafjes op de kwartiermuts gedragen, één voor korporaal en twee voor sergeant.
Bovendien werden prijzen van honderden franken toegekend aan verdienstelijke leerlingen door verschillende morele en militaire autoriteiten, door de Vereniging van Oudgedienden of door de familie van sommige peters van klassen. Verlofdagen met soldij konden eveneens verkregen worden gedurende de vakantie.
Plechtigheden
In de loop van het jaar waren er in het algemeen twee belangrijke militaire plechtigheden verbonden met het schoolleven. Het gaat enerzijds om, in oktober, de plechtigheid van het peterschap van de nieuwe klassen, in aanwezigheid van militaire autoriteiten, families van de peter en de nieuwe cadetten en anderzijds om de prijsuitreiking in juni.
Elk jaar op 11 november, leverden de cadetten een eredetachement voor de plechtigheid aan de onbekende soldaat en bij Koningsdag op 15 november, vormden de cadetten van het laatste jaar een erehaag bij het te Deum in de kerk van Laken, in aanwezigheid van de koninklijke familie.
Soms kwam daar in de loop van 't jaar een officieel bezoek bij of een bevelsovergave. Als er zich een uitzonderlijke gelegenheid voordeed, zoals het huwelijk van een Koning in functie, werden de cadetten natuurlijk gemobiliseerd : op die manier vormden ze in groot uniform met witte hemden en handschoenen de erehaag onder de boog van de Albertina op 15 december 1960.
LICHAMELIJKE OPVOEDING EN SPORT
Vermits het doel van de school erin bestond haar leerlingen te laten slagen voor het ingangsexamen van de KMS, moest men in de eerste plaats de medische onderzoeken ondergaan zoals recruten bij hun intrede. Deze onderzoeken vonden plaats bij het ondertekenen van de dienstverbintenis, enkele weken voordat men 16 jaar werd.
Op gebied van lichamelijke opvoeding omvatte het weekprogramma drie uren turnen en twee uren sport. De vrije namiddag, op donderdag tot 1970 en op woendag daarna, werd eveneens besteed aan sport of drill en militaire opleiding. De beste sportieve beoordeling bestond uit de testen van het Nationale Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (NILOS), dat achteraf het BLOSO werd. De cadetten legden die proeven elk jaar af. De training moest de cadetten er vooral toe brengen, te slagen voor de moeilijkste testen van de sportproeven bij de ingangsexamen. In de eerste plaats was er de wedloop van 1000 meter halve-fond, die in minder dan drie minuten en tien seconden diende afgelegd te worden.
Op de site van het kwartier Sint-Anna bestond die uit drie toeren en half van de erekoer, af te leggen in wijzerzin. In tweede plaats kwamen de armbuigingen, zonder aanloop aan de vaste staaf, waarbij een minimum van vier vereist was. Als men in het begin één of meer armbuigingen kon doen, lieten training en herhaling toe zich regelmatig te verbeteren, maar als de cadet er zelfs niet in slaagde zich één enkele keer op te trekken, dan wist de turnmeester niet tot welke heilige zich te wenden. Deze laatste test liet erg van zich horen, want deze proef was moeilijk voor de meisjes die vanaf 1978 mochten deelnemen.
Vermits zwemmen geen deel uitmaakte van de ingangstesten van de KMS, werd de training hiervoor beperkt gehouden. De afwezigheid van zwembaden in de buurt speelde natuurlijk een rol. Men moest 's morgens vroeg met de bus naar het zwembad van Strombeek-Bever rijden, om er in het koude ochtelijk water te zwemmen. Gelukkig viel dit niet veel voor.
Op sportgebied werden er verschillende teams gevormd en elke lente zag men inter-divisie competities opduiken in basketbal, handbal, tennis of een andere sport. De beste ploegen mochten aan inter-school wedstrijden deelnemen.
Vanaf 1965 kwamen daar andere paramilitaire activiteiten bij, waarvoor de cadetten een standaard oefenkledij kregen bestaande uit een camouflagevest en een linnen hemdvest en broek. Er waren bijvoorbeeld een parachutisme stage bij de Paras van Schaffen of rally-oefeningen met kaartlezen en marcheren met kompas, afwisselend met culturele bezoeken. In bepaalde gevallen waren de verplaatsingen voorzien met militaire vliegtuigen of helikopters. In het algemeen waren deze oefeningen bestemd voor vrijwilligers van de eerste twee jaren en hadden ze plaats gedurende vier tot vijf dagen van het Paasverlof. Sommige leerlingen kregen eveneens de gelegenheid een vorming te volgen van onderwaterduiker in een instelling dicht bij de school. Uiteindelijk bedacht men ook een vorming als moniteur voor een vakantiekolonie of « monitoraat », hierna gedetailleerd.
In 1978 werd de school langs de Robinierstraat uitgerust met een omnisport zaal, terwijl de oude turnzaal omgevormd werd tot feestzaal.
CULTURELE ACTIVITEITEN
De culturele vorming is belangrijk, want zij laat de adolescenten toe om hun algemene cultuur aan te vullen en om hun geest te openen voor ruime problemen.
De door de school georganiseerde culturele activiteiten bestonden in de eerste jaren uit één of twee avonden van « Jeugd en Muziek », « Ontdekking van de Wereld », een conferentie of een tentoonstelling , wanneer de geldmiddelen van de school het toelieten.
Sommige activiteiten waren gebonden aan momentele omstandigheden. Bijvoorbeeld, ter gelegenheid van de Expo 58 logeerden Britse cadetten van de Duke of York's Royal Military School gedurende twee weken van september 1958 in de school. Het jaar daarop werden een honderdtal verdienstelijke leerlingen van de klassen 56, 57 en 58, uitgenodigd voor een tegenbezoek, in Dover en Londen. Ze woonden in het uitzonderlijk kader van het kasteel van Dover een openluchtvoorstelling mee van de opera HAMLET, van SHAKESPEARE.
We spreken hier niet over de activiteiten die door de cadetten georganiseerd werden ter gelegenheid van de Expo 58, maar de klassen 55, 56 en 57 vertelden onuitputtelijk over hun avonturen in « Vrolijk België », na de examens van 1958. De muren van de eerbiedwaardige school hebben wat meegemaakt in die periode!
Ook de leraars hadden de mogelijkheid om bepaalde opvoedkundige of historische bezoeken voor te stellen. Op die manier zijn cadetten van het tweede jaar verschillende theateravonden gaan bijwonen in de Vlaamse schouwburg te Brussel, op initiatief van VAN VLIERDEN, leraar Nederlands in de Franstalige Divisie. Er grepen eveneens culturele bezoeken plaats aan verschillende steden van het land. Met de geschiedenis leraren greep een georganiseerde uitstap plaats naar de landingstranden van Normandië in 1944.
Wanneer in verschillende klassen enkele jonge musici aanwezig waren, kon een klein kamerorkest gevormd worden, met de versterking van amateur pianisten of violisten, onder de leraren of het kader of nog in de families hiervan. Dan konden muzikale avonden georganiseerd worden op school en soms zelfs buiten de instelling. Maar dit alles was eerder geïmproviseerd en schommelde fel en dus moest men trachten een meer systematische organisatie op poten te zetten.
Dit is hetgeen kolonel DENBLYDEN deed in 1970 en 1971, door elk jaar in de winter een liefdadigheidsactiviteit in te voeren. Het ging bijvoorbeeld om een deelname van de cadetten aan de « Operatie 11.11.11 » of aan de « Kerst voor minder bedeelde kinderen », in samenwerking met de stad Brussel. In de lente organiseerde men een culturele week onder de vorm van een thematische tentoonstelling, met name de « Blik op wetenschap en cultuur – Regard sur la science et la culture » in 1970 en 1971. Het niveau van die evenementen werd opgetild door de aanwezigheid van prinses Paola het eerste jaar en door die van Koning Boudewijn de tweede keer.
De volgende jaren veranderde het onderwerp en interesseerde men zich voor onze provincies met de tentoonstellingen « Blik op onze provincies – Regard sur nos provinces ». Men hield ook een boekenbeurs en men organiseerde drie of vier conferenties en een welsprekenheidstornooi waaraan ook scholen van de omgeving deelnamen. Toen de Afrikaanse divisie nog aanwezig was, werd er eveneens een tentoonstelling gehouden van Afrikaanse kunst en bezienswaardigheden.
Er werden ook uitwisselingen georganiseerd met de analoge Franse school « Le Prytanée militaire » van « La Flèche » in de Sarthe. Laten we ook de organisatie noteren van de lenteconcerten, waaronder die van 1984 ten voordele van het fonds « Generaal ROMAN ». Er waren eveneens de danslessen die georganiseerd werden voor de Militaire School, maar waar de leerlingen van het laatste jaar ook toegang toe kregen.
Bij de gelegenheid van de 150 ste verjaardag van de grondwettelijke eedaflegging van onze eerste vorst Leopold I in 1981, vatte de commandant van de school, JANSSENS DE BISTHOVEN, de idee op om een gesponserde mars te organiseren van 153 km, gaande van De Panne tot Brussel, langs dezelfde weg die ons eerste staatshoofd volgde toen hij in het jonge België toekwam. Deze mars omvatte vijf etappes van ongeveer 30 tot 35 km elk en ze werd begeleid door een bus met een tentoonstelling die deze historische reis verduidelijkte. Prins Laurent die op dat ogenblik leerling van de school was nam er aan deel met zijn klas.
Schoolvakanties
Laten we er aan herinneren dat de schoolvakanties van juli en augustus in huishoudelijke kring werden doorgebracht. Toch werden tijdens deze periode activiteiten georganiseerd op basis van vrijwilligheid. We noteren de eindestudiereis in juli 1948, waarbij de cadetten onze troepen in bezet Duitsland bezochten. Daar hadden ze de grote eer om te defileren voor de generaal KOËNIG. Er was eveneens de reis naar England in 1959 en verschillende andere achteraf. Vanaf 1972, werd het een jaarlijkse optie voor de leerlingen van het vijfde jaar, om een vijftiental dagen door te brengen in een vakantiekamp te Solenzara in Corsica. Het transport werd georganiseerd met een C130 van de Luchtmacht. Alhoewel het verblijf zich tot vrijwilligers richtte, nam elk jaar toch ongeveer een 120 cadetten eraan deel.
Gedurende een tiental jaren, van 1975 tot 1985, organiseerde men voor de cadetten van het laatste jaar, tijdens het Paasverlof eveneens een reis naar Rome. De kosten voor deze reis waren allesbehalve verwaarloosbaar en toen zich donkere wolken vertoonden boven de school, was het deze « extra » die als eerste verdween.
DE CADETTEN EN DE INFIRMERIE
Zoals in alle Belgische kazernes, moet de vraag voor een medisch onderzoek geformuleerd worden bij het ochtendappel. De ziekenlijst dient zowel om de afwezigheid van een cadet bij de vlaggegroet te rechtvaardigen, als om de infirmerie toe te laten haar werk te organiseren en de cadetten vrij te geven voor het begin van de lessen. Het medisch onderzoek verliep normaal van 07u00 tot 08u00 en de meeste gewone « bobo's » werden behandeld door het personeel voor de aankomst van de dokter. Voor jongeren van 15 tot 19 jaar betrof het vooral verstuikingen, verkoudheden, keelpijn, tandproblemen, keelontstekingen of griep, maar zelden een ernstiger ziekte. De aspirines, BMA pastilles en de eucalyptol siroop werden onbeperkt verdeeld. De dokter onderzocht de duidelijk zieken en moeilijke gevallen en ondertekende verder de diagnoses van zijn personeel. De commentaar die in het schrift van de zieken genoteerd werd, ging van « verzorgd » tot « gehospitaliseerd » en liet ook diverse vrijstellingen toe zoals, schoenen dragen, marcheren in rang, turnlessen bijwonen, een opname in de infirmerie of een raadpleging in het militair hospitaal (MH).
In dat laatste geval kreeg de cadet een gele consultatiekaart voor het MH, die door betrokkenen als een soort sesam beschouwd werd voor een kleine uitstap in de stad. Meestal ging het om een raadpleging bij de tandarts en voor wie niet te bang was voor de militaire tandartsen was dit een gouden tip, want de behandeling van cariës vergde drie tot vier zittingen, met telkens een wandeling van een ganse voormiddag. De tramreis van Laken naar het hospitaal in de Kroonlaan, duurde een uurtje. Alhoewel de cadetten in het hospitaal absolute voorrang kregen moest men toch op twee-en-half tot drie uren rekenen alvorens men terug op school was. Als men om 08u30 vertrok, nadat men zich omgekleed had in uitgangsuniform, was men logischerwijze pas terug tegen het middagmaal. Besluit : geen les die voormiddag. De cadetten van Lier verplaatsten zich slechts op bepaalde dagen, gezamelijk naar het militair hospitaal van Antwerpen en dit duurde eveneens een halve dag.
De infirmerie van de cadettenschool was de plaats waar talrijke generaties cadetten gevaccineerd werden. Zoals alle rekruten kregen de cadetten een batterij militaire vaccinaties : tetanus, cholera, enz. In 1958 gebeurde dat per klas : de cadetten werden naast elkaar opgelijnd met een naald ingeplant in de rug ter hoogte van het schouderblad. De meervoudige vaccinatie werd met drie tot vier opeenvolgende inspuitingen verricht, waarbij elke grote spuit telkens op de naalden geschroefd werd en terug afgeschroefd. Door de sterke overheersende geur van het ontsmettingsmiddel, gebeurde het wel meer dat een cadet flauw viel alvorens de spuit in de rug te krijgen.
Een andere anekdote toont het misbruik aan dat die raadplegingen in het MH konden betekenen. Er was een cadet die de stof voor een aangekondigde ondervraging niet ingestudeerd had. De bepaalde dag schrijf hij zich 's morgens vroeg in voor het medisch onderzoek. Bij de ontvangst door de dokter simuleerde hij een stekende buikpijn en speelde zijn rol zo overtuigend dat hij voor een consultatie naar het hospitaal werd gestuurd. Hij werd er opgenomen, gehospitaliseerd, van alle kanten onderzocht en na meerdere radiofotografiën, werd hem 's namiddags meegedeeld dat zijn geval ernstig was en dat hij 's anderdaags zou geopereerd worden. Onze bedriegende cadet werd in zijn eigen spel meegesleurd. Hij zag zich reeds op de operatietafel, om in zijn ingewanden te laten snijden voor een zoektocht naar dat kleine stukje vlees dat bovendien in perfekte staat was. Die nacht belette het koud zweet hem te slapen. Het ging duidelijk om opgezet spel van het medisch personeel dat hem doorzien had, want 's anderdaags aanvaardde men zonder veel problemen dat hij geen enkele pijn meer voelde, dat er op de radiografiën niks te zien was en dat hij genezen terug naar zijn eenheid mocht keren. Het toppunt was dat de gevreesde ondervraging een week uitgesteld werd.