Guy Stevins
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL

TWEEDE DEEL
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
1946 – 1991

Hoofdstuk 4
Sluiting van de Koninklijke Cadettenschool

De beslissing tot sluiting

In 1989 stelde de Minister van Landsverdediging, op voorstel van de Chef van de Generale Staf, maar zonder samenspraak met de verscheidene actoren, het project van de afschaffing van de Koninklijke Cadettenschool voor aan de Ministerraad. Dit project werd op 17 maart 1989 aanvaard. Er werd benadrukt dat de divisies Intermachten, onder gecentraliseerd commando, in Laken behouden zouden blijven.

De cadetten konden de aangevangen middelbare cyclus wel beëindigen, maar de rekrutering werd stopgezet en 3.000 nieuw gedrukte informatiebrochures voor de families alsook de affiches voor de rekruteringscampagne van 1989 werden vernietigd.
De Koninklijke Cadettenschool sloot definitief haar deuren op 30 juni 1991. Op die datum verzamelden 1.500 oud-cadetten op het ereplein van het kwartier Sint-Anna te Laken om deel te nemen aan de een afscheidsceremonie van de laatstejaarscadetten.

De perscampagnes hadden ditmaal een positief resultaat voor de school van Lier die verder de Nederlandstalige leerlingen van de divisie Intermachten (IMA) mocht opleiden tot in 1998, jaar van de definitieve overgave van het kwartier DUNGELHOEFF aan de gemeentelijke administratie.

Nadien werden ze ondergebracht te Laken onder de naam VDKMS / DPERM (Voorbereidende Divisie voor de KMS / Division Préparatoire à l’ERM) tot in 2006, jaar waarin ze naar de campus Saffraanberg werden getransfereerd. Het kwartier Sint-Anna werd overgemaakt aan de Regie der gebouwen en omgebouwd tot school ten voordele van de Europese ambtenaren.

Zesenveertg jaar in enkele cijfers

In plaats van lang na te kaarten over de diepere of andere oorzaken die geleid hebben tot de afschaffing van de formule "cadet" van deze bijna honderdjarige school, denken we dat het beter is de toegangscijfers tot de Militaire School te bekijken omdat daar in werkelijkheid het echte hoofdobjectief lag van de oprichting van de Cadettenschool in 1897. Tabel 4 is een uittreksel van de numerieke gegevens samengebracht in de bijlage 5. Dit uittreksel bevat de gegevens vanaf 1958 dat overeenkomt met de cadetten binnengekomen in 1955, jaar van de uitbreiding van de rekruteringsvoorwaarden van deze cadetten. Het bevat ook de uitslagen voor de "toegevoegde" scholen of de Intermachten.

Tabel 4: Aantal kandidaten toegelaten in de KMS

Jaar Cad. Toeg.
1958 69 15
1959 61 14
1960 61 14
1961 77 15
1962 78 13
1963 60 7
1964 69 13
1965 55 9
1966 71 19
Jaar Cad. Toeg.
1967 53 11
1968 59 11
1969 72 8
1970 43 11
1971 70 17
1972 62 15
1973 59 15
1974 52 18
1975 59 26
Jaar Cad. Toeg.
1976 48 39
1977 71 29
1978 62 27
1979 56 40
1980 62 35
1981 44 59
1982 71 40
1983 64 35
1984 60 45
Jaar Cad. Toeg.
1985 67 59
1986
61 54
1987 54 57
1988 57 55
1989 39 47
1990 39 59
1991
47 71
1992 -- 51
     

Centrale school

Aan de Tabel 4 kunnen ook de resultaten van de toelatingsproeven van de leerlingen uit de Intermachten divisie aan de KMS voor de jaren 1991 tot 2005 toegevoegd worden. Deze getallen zijn : 71 in 1991 en verder 51, 62, 57, 60, 69, 58, 67, 81, 83, 73, 46, 61, 67 en om te besluiten 56 in 2005.

Te noteren valt dat universitaire loopbanen ten voordele van het Leger ook tot de objectieven behoren van de school. Een tiental cadetten per jaar kiezen voor deze richting. In bepaalde gevallen worden deze leerlingen opgenomen in die cijfers hierboven vermeld maar enkel wanneer ze zich ook batig gerangschikt hebben in het toelatingsexamen, wat niet systematisch ieder jaar het geval was.

Zoals dikwijls het geval is met tijdelijke reeksen handelend over menselijke en sociale fenomenen, is de analyse niet eenvoudig te maken. Het is inderdaad zo dat de resultaten jaar na jaar verschillen en dit soms in zeer grote mate. Men moet zich beperken tot de analyse van de tendensen en de jaarlijkse schommelingen in zaagtandvorm weggommen. Na de uitstekende resultaten tijdens de beginjaren 1960 (84 toelatingen in 1960) stelt men een lichte terugloop vast en het gemiddelde blijft bijna onveranderd staan op 58 cadetten gedurende ongeveer twee decennia. Vervolgens is de val tijdens de laatste jaren zeer opvallend (slechts 39 toelatingen in 1989 en 1990). Daarentegen stelt men vast dat de divisies Intermachten, die tot in 1975 "vegeteerden" met minder dan 20 toelatingen per jaar, steil stegen om zelf deze van de cadetten te overtreffen tijdens de laatste jaren. Men merkt op dat de beperking van de studies tot één jaar vanaf 1978 geen negatief effect schijnt te hebben, wel integendeel. In de praktijk heeft deze beslissing bewezen dat ze volledig terecht was.

Er dient gemeld dat de Koninklijke Militaire School op dit ogenblik, eind van de jaren 1970, rekruteringsmoeilijkheden had door de aankomst van de eerste burgerkandidaten uit het vernieuwd middelbaar onderwijs. Dit leidde naar de verplichte verlaging van het niveau van de toelatingsproeven vanaf 1982. Hetzelfde gebeurde, maar voor andere redenen, met de fysieke proeven. Zou dit een mogelijke uitleg zijn voor de goede resultaten van de divisies Intermachten van de jaren 1980 ? Deze omstandigheden staan wel in schril contrast met de toelatingsresultaten van de cadetten die tijdens deze periode niet, zoals te verwachten, met een sprong de hoogte ingegaan zijn alhoewel zij nog steeds in het traditionele onderwijssysteem zaten.

Wat men kan besluiten uit de studie van deze tabel is dat de slaagcijfers van de cadetten meer dan eerbaar is. De berekende gemiddelden uit de bijlage 5 tonen aan dat niettegenstaande de moeilijke toelatingswedstrijd, de effectieven van de klassen gaat van 100% bij het binnenkomen tot 92% na vier maanden te wijten aan een zeer selectieve eerste trimester zowel op het vlak van de studies als op dat van de morele weerstand. Drie jaar later blijven er maar 59% van de leerlingen over die een gehomologeerd diploma behalen.

De uiteindelijke proef bestaat erin te slagen in de toelatingswedstrijd van de KMS of gelijkgestelde waarvoor er gemiddeld 58 lukken. Deze score valt wel tot 37% als men hem vergelijkt met het oorspronkelijk effectief van 158 leerlingen die in het vierde jaar binnenkwamen. Teruggebracht naar het aantal gediplomeerden is de score van 63% meer dan eerbaar en vergelijkbaar met de cijfers van vóór de oorlog waar 45 toegelaten waren voor 75 kandidaten of 60% per jaar.