Guy Stevins
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL

Bijlage 8

Koninklijke Vereniging van de Oud-Troepskinderen, Pupillen, Cadetten en Intermachters van het Leger (TPCI)

1. STICHTING

Het begin van de geschiedenis van de Vereniging van Oud-Troepskinderen en Pupillen van het Leger wordt verteld op de eerste bladzijde van het register van de Verslagen van de Vereniging.

De Heer Jules LALLEMAND, promotor van de Vereniging, had een rondschrijven gericht aan de oude kamaraden waarvan hij zich de naam  herinnerde, hen meedelende dat een vergadering zou gehouden worden op 1 september 1895 in het Hotel van Dover, Brabantstraat 38. Hij omschreef in deze rondzendbrief de doelstelling van deze vergadering. Op 1 september 1895 om drie uur in de namiddag bevond de Heer Jules LALLEMAND zich op het afgesproken uur voor de vergadering alleen in voornoemd hotel.

Om vier uur, ontgoocheld door het feit dat geen enkele van de bijeengeroepen vrienden was opgedaagd, verlaat hij het Hotel van Dover om zich naar een nabijgelegen café te begeven. Hij heeft het geluk er de Heren PELISSE en GRAD te ontmoeten. De drie heren keren terug naar het Hotel van Dover waar ze de Heer COMMAERT ontmoeten. Wij hebben dan beslist om een actieve propaganda te voeren voor de oprichting van een “Nationale Vereniging van Oud-Troepskinderen, of Pupillen van het Belgisch Leger.” Er werd beslist een vergadering te houden op 22 september 1895.

De vier anciens die zich die dag teruggevonden hadden, fier om hun heldendaad en zich openlijk gelukkig prijzend  voor het succes van deze eerste oproep, riepen een nieuwe vergadering bijeen om de statuten van de Vereniging voor te bereiden. Dit keer was er veel volk zodat, op 1 december, de voorzitter van het voorlopig comité het Paleis kon aanschrijven om de Hoge Bescherming te bekomen van Z.M. Koning Leopold II voor de jonge Vereniging “Nationale Vereniging van de Oud Troepskinderen van het Leger”. De definitieve organisatie werd op 22 december 1895 in plaatse gesteld onder het voorzitterschap van Henri LALLEMAND, broer van de promotor en Troepskind 1856-1860.

Het wapenschild van de Vereniging is :

« het Frans schild met in azuur de gouden Ł in hartpunt met boven twee gekruiste sabels met de gevesten omlaag, ondersteunend de Koninklijke Kroon en onderaan een band van goud met de wapenspreuk van de Staat : Eendracht maakt Macht ».

De oudste namenlijst in ons bezit telt 114 namen. Aangezien de aanwerving zich uitsluitend beperkte tot het Brusselse, klom het ledental nooit hoger dan 200.

Oorspronkelijk had de Vereniging geen ander doel dan verbroedering en vermaak. Een muziekkorps, samengesteld uit oud-pupillen-muzikanten, werd opgericht, daar de scholen van Aalst en Namen elk een muziekkorps en een sectie klaroenblazers hadden bezeten. Dit muziekkorps verwierf op festivals en concerten een reeks erepenningen en onderscheidingen.

In 1897 werd te Aalst de 50e verjaardag gevierd van de stichting van de School voor Troepskinderen. Een talrijke afvaardiging van de Vereniging, met vlag, woonde de feestelijkheden bij. Vereniging en School kwamen herhaaldelijk in contact, onder andere in 1897, ter gelegenheid van het bezoek van alle leerlingen aan de Wereldtentoonstelling te Brussel, bij een galavervoorstelling georganiseerd door de Vereniging in het Koninklijk Circus te Brussel, waar de schoolmuziek een daverend succes oogstte, of bij een turn- en schermfeest, gegeven door de School van Aalst op de Grote Markt te Brussel, enz.

In die tijd had de Pupillenschool, opgericht in 1883, nog niet de tijd gehad om vele Oudgedienden te produceren. Maar enige jaren later, in 1910, wanneer Z.M. Koning Albert I, zijn Koninklijke Hoge bescherming verleende, werd de Vereniging de : “Nationale Vereniging van de Oud-Troepskinderen en Pupillen van het Leger”.

2. TUSSEN DE TWEE WERELDOORLOGEN

A. Uitbreiding van de Vereniging

Bij het einde van de oorlog 1914-18, bleven er slechts 77 leden over. Maar een krachtige wervingscampagne, aangevangen in 1920 door nieuw aangeworven leden, vol ijzer en geestdrift, had voor gevolg dat vele leden, verspreid over het ganse land, toestroomden zodat het spoedig nodig bleek om  nieuwe lokale afdelingen in het leven te roepen. Zo zagen wij afdelingen ontstaan te Brussel, Antwerpen, Gent, Oostende, Leopoldsburg, Luik, Charleroi, Bergen en Sint-Niklaas-Waas. Dit is het ogenblik waar, naast de vaderlandslievende doeleinden van vroeger, de Vereniging ook filantropische doeleinden definieerde. De effective link met de Pupillenscholen en de in 1919 heringerichte Cadettenscholen ziet het daglicht.

Het eerste bezoek van de Vereniging aan die aloude school te Aalst, waar alle oudgedienden van toen hadden vertoefd vond plaats op 4 juli 1920. De grote delegatie werd geleid door generaal MAHIEUX L., oud-Troepskind, held van de oorlog 1914-18. Sindsdien werd ieder jaar één der scholen door een talrijke afvaardiging van de Vereniging bezocht.

In februari 1921, ter gelegenheid van haar 25e verjaardag, werd ze met nota van het Kabinet van 21 december 1921  vereerd met de titel “Koninklijke Vereniging”. Ze werd ter die gelegenheid “Koninklijke Vaderlandslievende en Filantropische Vereniging”. Dank zij de gulle giften van  haar leden en sympatisanten kon ze vele leningen toestaan aan de families van noodlijdende militairen. De Vereniging had trouwens in Oostende een home laten bouwen ten voordele van de wezen van militairen.

De opbrengsten van feesten en de soms zeer belangrijke giften, op een oordeelkundige manier beheerd en door al onze leden bijeengebracht, hebben toegelaten om het actueel vermogen samen te brengen; dit vermogen bedraagt in 1955 ongeveer 850.000 franken, het Tehuis van Oostende op te bouwen en te onderhouden, studieleningen toe te kennen, een vakantiefonds voor onvermogende pupillen en cadetten te stichten, jaarlijks belangrijke prijzen te verlenen, enz.

Al deze giften gevoegd bij nog andere onkosten ten voordele van de Pupillen- en Cadettenscholen hebben uitgaven of het aangaan van investeringsverbintenissen lopende tot meer dan 1.500.000 franken tot gevolg gehad. Hierna de voornaamste posten :

B. Hulde aan onze helden

Het was tijdens het eerste bezoek aan de school van Aalst, in juli 1920, dat de gedachte rees om, door het oprichten van een gedenksteen, de herinnering aan onze gesneuvelde makkers te vereeuwigen en dat de eerste maatregelen overeengekomen werden.

Een comité werd samengesteld, inschrijvingen werden opgenomen, feesten ingericht. In zeer korte tijd werd een kapitaal vergaard, voldoende om rechtover de School te Aalst, een prachtig monument op te richten. Het werd op 23 juli 1922 ingehuldigd, in een grootse plechtigheid, vereerd door de aanwezigheid van Kroonprins Leopold.

Het overschot van de samengebrachte gelden diende om in de eetzaal van Aalst marmeren platen te plaatsen, waarop in grote gouden letters de namen gebeiteld werden van onze twee honderd gesneuvelde makkers. En dan nog bleef geld genoeg over om een prijs te stichten « Prijs van het Monument », welke ieder jaar aan de meest verdienstelijke leerling der Cadettenschool zou verleend worden.

C. Bijeenkomst der zes Scholen te Brussel

Op 22 juli 1923, had te Brussel een grootse betoging plaats, ingericht en bekostigt door de Vereniging, in een massa de zes Pupillen- en Cadettenscholen bundelend en begeleid door het muziekkorps van Aalst en de trompettenkorpsen der andere scholen. Opgesteld in het Park te Brussel, werden zij door Kroonprins Leopold geschouwd, waarna zij vóór Hem defileerden. Op weg naar de Onbekende Soldaat defileerden zij op de hoek der Koninklijke straat vóór de Minister van Landsverdediging.

Al de pupillen en cadetten brachten individueel hulde aan de Onbekende Soldaat. Van iedere lagere Nederlandstalige en Franstalige Pupillenschool nam een leerling publiekelijk het woord, waarna de Jonge Garde en de Vereniging vóór het Monument defileerden. Daarna kwamen de Scholen bijeen op de Grote Markt, voor een indrukwekkende groet aan onze vaandels. Zij werden vervolgens uitgenodigd op een banket met 1200 deelnemers in de Madeleine-zaal.

D. Vlaggen der Pupillenscholen

Reeds in 1923 stelde onze Vereniging aan de Minister van Landsverdediging voor om aan ieder der zes Pupillen- en Cadettenscholen een vlag toe te kennen. Ze stelde voor om  zelf de kosten ervan te dragen. Uiteindelijk, in 1926, besloot de Minister van Landverdediging ons herhaald voorstel aan te nemen. De plechtige overhandiging door generaal RUQUOY L. – oud Troepskind – vertegenwoordiger van de Minister van Landsverdediging, nam plaats op 28 november 1926 op de Graanmarkt, rechtover de school van Aalst.

Het vaandel van de Koninklijke Cadettenschool is één van die zes vaandels. De vijf andere werden aan het Koninklijk Legermuseum toevertrouwd.

E. Maandblad «L’Enfant de Troupe»

Reeds vóór 1914, werd door de Vereniging een periodiek bulletin aan de leden verstuurd. Uiteraard verdween deze publicatie tijdens de oorlog. Het daagde opnieuw op in juli 1921, onder de titel « L’Enfant de Troupe ». Het vertegenwoordigt het beste bindmiddel tussen de leden. Herhaaldelijk kwam het in het openbaar op, ter verdediging van de belangen van onze Jonge Garde, en voor het bedreigd bestaan der scholen.

Laat ons herinneren aan :

F. Vakantie- en Huisvestingsfonds

Reeds in 1920, bij gelegenheid van het bezoek aan scholen, vernamen de leden dat bepaalde wezen of kinderen van onbemiddelde ouders, de vakantieweken in de school moesten doorbrengen. Spontaan stelden bepaalde leden voor ze gedurende de vakantie in eigen familiekring op te nemen.

In 1923 werd een vakantie- en huisvestingsfonds opgericht. Eerst werden de jongelingen kosteloos opgenomen in een bijgebouw van het militair Hospitaal te Oostende ons welwillend ter beschikking gesteld; hun voeding en verzorging bleef ten laste van onze Vereniging.

Daar het aantal van de beschermelingen steeds aangroeide, werd besloten een eigen Tehuis te Oostende, dat 32 bewoners kon herbergen, te bouwen en in te richten.

Bepaalde jaren, vóór de afschaffing van de lagere en middelbare Pupillenscholen, klom het aantal onderhoudsdagen op tot 1300. Gemiddeld werd jaarlijks daarvoor een som van 22 000 franken uitgegeven.

Het Tehuis werd tijdens de Tweede Wereldoorlog totaal verwoest.

Daarbij werd aan onbemiddelde leerlingen, die liefst hun vakanties in familie doorbrachten, een dagelijkse toelage toegekend, om de minder begoede ouders deze supplemantaire last te helpen dragen.

Deze liefdadigheid bleef nog na 1945 bestaan door het uitreiken van vakantiegeld.

G. Fonds voor onderlinge hulp

Dit werk werd eveneens in 1923 opgericht. Oorspronkelijk bestemd om bepaalde leden ter hulp te komen, kreeg dit werk een grote uitbreiding toen er besloten werd dit fonds ook te gebruiken ten voordele van leerlingen van de Pupillen- en Cadettenscholen, opgenomen in de Koninklijke Militaire School of in de universiteiten. Tot in 1940 werd globaal voor al deze doeleinden ongeveer 375 000 franken uitgegeven. In de loop van de laatste oorlog werd nog 150 000 franken uitbetaald aan giften en leningen zonder intrest.

3. SEDERT 1947

Gedurende de vijandelijke bezetting waren de activiteiten van de Vereniging noodgedwongen gereduceerd. Vele verenigingsleden hebben actie gevoerd bij de gewapende weerstand. Een honderdtal oud-Pupillen en Cadetten hebben hun leven op het veld van eer gelaten.

Na de tweede wereldoorlog heeft de Vereniging zich uitgebreid tot de cadetten om alzo de “Koninklijke vaderlandslievende en menslievende maatschappij der gewezen Troepskinderen, Pupillen en Cadetten van het Leger” te worden onder de ingewikkelde acronym : KMGTPCL of SRAETPCA (Société  royale  patriotique  et  philanthropique des Anciens  Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets de l’Armée).

Laat ons herinneren aan enkele activiteiten van de Vereniging. We volgen daarbij hetzelfde schema als voor de periode tussen de twee wereldoorlogen.

Uitbreiding van de Vereniging

Onze interventies ten voordele van de prioriteitsaanvaarding voor het klassement in de graad van Onderluitenant voor hen die leerling waren in de cadettenschool in 1940 en voor de homologatie van het diploma van de Nederlandstalige cadetten van Seilles.

De permanente betrekkingen met het Commando van de Scholen.

De opening van de Vereniging in 1968 voor de leerlingen van de Intermachten afdeling, de Wetenschappelijke scholen (1920-1935) en de Centrale school (1952-1962).

Hulde aan onze helden

Herinhuldiging van de monumenten van Aalst en Namur na het toevoegen van de namen van de helden van 1940-1945.

Inhuldiging in 1951 te Laken van een monument dat de namen herneemt van alle anciens gesneuveld voor het Vaderland.

Jaarlijkse bedevaart naar de diverse monumenten.

Tussenkomst om het monument van Laken te laten transfereren naar de Campus Renaissance na de vervreemding van het Sint-Annakwartier in 2006.

Tussenkomst voor het behoud van het kindergeld voor onze cadetten.

Plechtigheden

60e verjaardag van de Vereniging in 1955 : diverse ceremonies.

70e verjaardag van de Vereniging in 1965 : een vitrinekast in massief eik (42.000 frank) wordt door de Vereniging aan de school van Laken geschonken om een traditiezaal in te richten.

Deelname in de kosten (300.000 frank) van de sluitingsceremonie van de Koninklijke Cadettenschool in juni 1991

Ten gevolge van de verdwijning van de laatste der scholen werden geen festiviteiten georganiseerd ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Vereniging.

Maandblad

Vervanging in 1965 van L’enfant de Troupe door een tijdschrift van kleiner formaat (24 X 16), met  tweekleurige (rood en blauw) kaft op gele achtergrond; maandelijks tot in 1973, bimestrieel tot in 1980 en vervolgens trimestrieel.

De publicatie neemt het A4 formaat met een polychroom dekblad aan in 1995. Het wordt gepolycopieerd, daarna gedrukt bij de drukkerij van Defensie.

Het verschijnt sinds 2010 in volledige vierkleurendruk.

Fonds

Toekenning van studieleningen aan cadetten die aan de universiteit studeren en vakantietoelagen aan de minderbedeelde leerlingen.

Jaarlijkse toekenning van prijzen aan de meest verdienstelijke leerlingen.

Sinds 1991 worden alle prijzen bestemd voor de cadetten vervangen door twee prijzen van 125€ (5000F) voor de leerlingen van de divisies “Intermachten” die de opdrachten van de Koninklijke cadettenschool verderzetten.

4. HEDEN

Sinds de sluiting van de Koninklijke Cadettenschool in 1991, heeft de Vereniging haar actieveld uitgebreid om te voorzien in de behoeften van alle opvolgers van de cadetten door zich te richten naar de Voorbereidende instellingen aan Officierenscholen van het Belgisch Leger. Haar naam is geëvolueerd naar : “Koninklijke Vereniging der Oud-Troepskinderen, Pupillen, Cadetten en Intermachters van het leger. Een meer gebruiksvriendelijk, tweetalig acronym werd ingevoerd : T.P.C.I., voor Troepskinderen, Pupillen, Cadetten et Intermachters (of Inter-forces).

Haar doelstellingen zijn nog steeds deze beschreven in de oorspronkelijke statuten van de Vereniging (uittreksel van de statuten 2004, artikel 3) :

  1. Bijdragen tot het materiële, intellectuele en morele welzijn van de leerlingen van de Voorbereidende instellingen aan Officiersscholen van het Belgisch Leger. Een voortdurende zorg voor hen is het voornaamste doel van de Vereniging.
  2. De geest van broederlijkheid en onderlinge hulp tussen de gewezen pupillen, cadetten, intermachters en leerlingen van de VDKMS van het leger behouden.
  3. Onder hen en eventueel buiten de Vereniging de vaderlandsliefde, de trouw aan de dynastie en de nationale instellingen onderhouden.
  4. Gebeurlijk medewerking verlenen aan werken die een analoog doel nastreven.

Sinds de installatie van de Voorbereidende Divisie op de Koninklijke Militaire School (VDKMS) op de Campus Saffraanberg in 2006, is de vereniging er aanwezig in de maand,