🡸   Inhoudstabel
Table des matières

1969: het rampjaar

KWIK ZONDAG NIEUWS, zondag 15 juni 1969

(Krantenkop en titel van het artikel onbekend)


Eerste matroos André Gouwy maakt zich kwaad. Hij wijst met zijn van verontwaardiging nog roder aanlopende rossig gebruinde hoofd op een regel in een krantenverslag over de ramp met zeven van zijn kameraden van de Mijnontruimingsdienst.

Matroos Gouwy schokschoudert grimmig:

In het kleine kantoortje van de Cdt-MOD, Commandant Mijnontruimingsdienst, in het Zeemachtkazernegebouw aan de Oostendse binnenhaven knikken de aanwezige onderofficieren. Zo is het. De mannen van de Mijnontruimingsdienst zijn geen oude wijven, die als juffershondjes lopen te beven en zich angstig afvragen of zij de ene bom wèl, de andere mijn niet zullen ontscherpen.
Uw reporter tekent op, dat hij dit in de eerste plaats moet rechtzetten. Een dan zegt Georges Trempont (41), een vierkante, goudgebrilde Eerste-Meester-Chef van de MOD in zijn beste Vlaams:

Eerste-Meester Michel De Bakker (45) steunt achter zijn bureautafeltje zijn al wat kalende hoofd in beide handen. Hij is – 24 uur na de ramp – nog diep onder de indruk. Drie van de vrienden, waarmee hij meer dan twintig jaar geleden bij de Mijnontruimingsdienst is gestart, zijn bij het rampzalig ongeluk in de duingronden van Oostduinkerke met één slag letterlijk weggemaaid. Op het bruine dienstbord aan de muur telt hij met een zwarte liniaal de namen van de verongelukten en van de overgeblevenen af. De rekensom is snel gemaakt: precies één kwart van de sterkte is op die rampzalige zonnige dinsdagnamiddag achter een nieuwbouwpaviljoen van de stichting “Zon en Zee” in Oostduinkerke de lucht ingegaan.

IJZEREN VOORSCHRIFTEN

Voor Vaandrig ter Zee Hugo Van Aelst (29), een lange blonde, sportieve zeeofficier, is het een slag die hij niet snel zal vergeten.

Hij opent voor uw reporter een blauwe metalen kist met het ontmijningsmateriaal en grijpt er een linnen tas uit, met zes of zeven dikke, rijkelijk geïllustreerde boekwerken. Ik lees een titel: “U.S. Explosive Ordnance”.  En een andere: “Guard-Cover for Instructions rendering safe Underwater Weapons”, een instructieboek voor het ontscherpen van onderwater wapens. Zeemijnen dus.
Vaandrig ter Zee Van Aelst bladert het boek door.

Hij denkt even na, doet het boek dicht en zegt overtuigd:

HET EERSTE ALARM

Eerste Oppermeester Charles Bauwens (45) knikt. Hij had die rampnamiddag juist vier uur vrij.

Geen spoor van opluchting bij deze Zeemacht-veteraan, wiens uniform wordt gesierd met een viervoudige rij echt verdiende onderscheidingen, de een frontgeneraal niet zouden misstaan. Geen menselijk te begrijpen reactie van: ik ben gelukkig aan de dans ontsprongen.
Neen, Eerste Oppermeester Bauwens treurt alleen om het feit, dat het zijn oude kameraden waren, die door het noodlot werden achterhaald. En dat hij blijkbaar een zo goed gesternte heeft, dat hem in al die roerige zeemansjaren bij de Royal Navy (“Ik voer op Her Majesty’s Ship Godetia”) wèl onderscheidingen – onder andere de Distinguished Service Medal – heeft gebracht, maar in leven heeft gelaten.
Veteraan Charles Bauwens zou in Oostduinkerke geweest zijn, omdat de eerste ontmijnersploeg na een globale verkenning van de plaats en de aard van het gevonden oorlogstuig, naar de Zeemachtkazerne in Oostende was teruggekeerd. Zij vertrouwden het zaakje niet. En daarom gingen op de tweede rit naar de vindplaats aan de Hoge Duinenlaan, achter de camping Westhinder te Oostduinkerke, drie veteranen van de Mijnontruimingsdienst mee. In totaal zeven man, plus de chauffeur van het busje.
De Antwerpse metselwerken-aannemer Louis Vos, die samen met zijn broer Frans op de stelling stond in een kamertje van een der vijf in aanbouw zijnde ………(onleesbaar)……….. eigendom is van de gemeente Deurne, hoorde het eerste alarm.

FLARDEN IN DE BOMEN

Hij herinnert zich:

De politie herinnerde zich ook, dat er in de loop van 1944 een Amerikaans vliegtuig boven Oostduinkerke in moeilijkheden was geraakt en zijn lading bommen in de duinen had gedropt. De oorsprong en de ouderdom van het gevonden helse tuig waren dus reeds bij benadering te bepalen.

Hij wijst omhoog, waar in de lichtbebladerde populieren van de camping Westhinder, flarden Zeemacht-overalls hangen.

Maar ook ooggetuigen Louis en Frans Vos weten niets te vertellen hoe het ongeluk dan enkele uren na de eerste ontdekking precies is gebeurd.

We zien inderdaad overal stukjes overall, bebloede repen ondergoed, een afgerukte schoenhak. Op het plein van het hoofdpaviljoen met krijt omrande plekken, waar stoffelijke resten zijn neergevallen. En tussen een hoopje bouwstenen enkele bladzijden van een uiteengerukt Brits instructieboek over het ontscherpen van bommen.

IK KAN HET NIET GELOVEN

De stoffelijke resten van de zeven ontmijners lagen toen reeds gekist en gedekt door de blanke vlag van de Zeemacht in de rouwkapel van het hospitaal in Bredene. Op nauwelijks één kilometer daar vandaan kan mevr. Alice De Beck-De Clercq, weduwe van de leider van de Ontmijningsgroep in Oostduinkerke, Eerste-Meester-Chef De Beck (47),  het nog niet geloven.

Weduwe De Beck blijft achter met zeven kinderen. Twee zijn er al in betrekking.

Of er voor haar en de kinderen gezorgd wordt?

Zij houdt zich moedig. Maar als zij een foto van haar man in handen neemt, beeft haar gezicht.

DE DOOD VOOR 85 FRANK

Vaandrig ter Zee Hugo Van Aelst komt op die financiële kwesties met nadruk terug:

Eerste Meester De Bakker rekent triestig uit:

Vijfentachtig frank voor een dag op de rand van de plotselinge dood, het is inderdaad waanzinnig weinig om er je leven voor te wagen. En er is meer:

Er is nog meer  onrechtvaardigs: een levensverzekering voor de leden van de Ontmijningsdienst kost veel meer dan voor een normaal burger. Soms weigert een maatschappij hem zelfs te verzekeren. In de polis staat dan: geen uitbetaling in geval van ongeluk in de loop van de ontmijningsdienst.
Zo rekent Eerste-Oppermeester Bauwens voor, dat hij bij de aankoop van een huisje een goede tienduizend frank méér op tafel moest leggen, omdat hij bij de Ontmijningsdienst werkte.

Op het wandbord met de naamkaartjes worden zeven namen weggehaald.

Dan komt Eerste-Meester Gilbert d’Hondt (37) zich terug melden, van ontmijning. Er is deze zelfde dag viermaal assistentie gevraagd van de Dienst. De mannen zijn uitgerukt als gewoonlijk. Zonder ophef.

Maar Georges Trempont is openhartiger:

Christiaan JAEGHER


Postscriptum:

Eerste-Meester De Bakker heeft snel een lijstje opgemaakt waarin nog eens opgeteld is hoeveel mijnen, bommen, en kilo's munitie er in al die jaren door de Zeemacht-ontmijners ontscherpt zijn. De totalen zijn bijgehouden vanaf 1951. Hij leest zorgvuldig voor: "Honderd mijnen, vijftig grote vliegtuigbommen in de eerste tien jaar. Daarbij niet minder dan 395.242 kilo kleinere artillerie- en infanteriemunitie. Het topjaar was 1959, met 15 mijnen, 9 grote bommen en 92.559 kilo artilleriemunitie.

In de laatste acht jaar hebben wij toch nog steeds 41 mijnen ontscherpt, 7 bommen onschadelijk gemaakt en 148.988 kilo munitie geborgen. De eerste vijf maanden van '69 hebben we al 3 bommen ontscherpt en 8.583 kilo munitie geborgen.

Het blijft dus steeds doorgaan. Iedere dag zijn er oproepen.


Foto's

Klik op onderstaande fotootjes om ze te vergroten.
 

Aannemer Louis Vos wijst naast de bomkuil de plaats waar hij op de stelling stond in het nieuwbouwpaviljoen, toen de bom ontdekt werd. "Was hij meteen ontploft, dan was er ook van mij geen stuk heel gebleven".

Is er een deel van deze kuil ingestort toen de mijnruimers nog met het werk moesten beginnen? De kracht van de explosie is af te lezen uit de puinen van de sterfput, die in de grond moest worden gegraven.


De originele scans zijn moeilijk leesbaar op smartphones. Ze werden hertypt en u kunt ze hierboven lezen.